-
1 krioelen
1 [+ van] fourmiller (de)♦voorbeelden:in dit water krioelt het van vissen • ce cours d'eau fourmille de poissons -
2 krioelen
♦voorbeelden:in dit water krioelt het van vissen • this water is teeming with fish -
3 krioelen
-
4 bristle
n. stoppel(haar)--------v. recht overeind staan (van haren); nijdig worden; wemelen van-bristle1[ brisl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————bristle2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:bristle (up) with anger • opvliegen van woedethe dog bristled up • de hond zette zijn nekhaar overeindbristle with • wemelen/krioelen van -
5 foisonner
foisonner (de, en) [fwaazonnee]〈 werkwoord〉1 een overvloed hebben (aan) ⇒ wemelen (van), krioelen (van), welig tieren (van) -
6 bristle with
bristle withwemelen/krioelen van -
7 forests teeming with snakes
forests teeming with snakes -
8 swarm
n. zwerm, drommen--------v. uitzwermen, samendrommenswarm1[ swo:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:swarms of children • drommen kinderen————————swarm2〈 werkwoord〉1 (uit)zwermen ⇒ een zwerm vormen, samendrommen3 klimmen♦voorbeelden:1 swarm in/out • naar binnen/buiten stromenswarm about/round • samendrommen rond -
9 teeming
-
10 wimmeln
-
11 wimmeln von Fehlern
wimmeln von Fehlernwemelen, krioelen van de fouten -
12 teem
v. vol zijn van-, krioelen, wemelen, overvloeien van-[ tie:m]1 wemelen ⇒ krioelen, tieren♦voorbeelden: -
13 grouiller
-
14 crawl
n. slakkegang; crawl (slag) (betr. zwemmen)--------v. kruipen; zich vernederencrawl1[ kro:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————crawl2〈 werkwoord〉1 kruipen ⇒ sluipen, moeizaam vooruitkomen3 kippenvel hebben ⇒ rillen, huiveren4 kruipen ⇒ kruiperig doen/zijn, slijmen♦voorbeelden: -
15 pullulate
v. het uitkomen van zaadjes; veel bevrucht[ puljoeleet] 〈zelfstandig naamwoord: pullulation〉 -
16 кишеть
vgener. krielen (van- ÷åì-ô.), krieuwelen (van-÷åì-ô.), wriemelen, krioelen, wemelen -
17 кишеть
vgener. krielen (van- ÷åì-ô.), krieuwelen (van-÷åì-ô.), wriemelen, krioelen, wemelen -
18 fourmiller
-
19 pulluler
-
20 gewriemel
♦voorbeelden:
Страницы
- 1
- 2